Historie
Rond 1860 was de gemiddelde boomgaard op de bedrijven 0,5 ha. Dit ontwikkelde zich later tot 2 en 4 tot 5 ha. De fruitteelt nam toe door de stijgende vraag naar fruit voor inlandse consumptie (groei bevolking), betere transportmogelijkheden (trein en schip) en goede prijzen bij export (naar Engeland).
De teelt was extensief met weinig beheer. Fruit was eigenlijk een soort bijproduct. Veel boeren plukten het fruit niet zelf maar verkochten het fruit aan de bomen aan handelaren en het publiek (verkoop op stam in de voorzomer).
In tegenstelling tot de Betuwe en zuid Limburg is er in de IJsselstreek geen specifieke verwerkende industrie ontstaan voor stroop, jam en appelmoes. Er werden hier voornamelijk appels en wat peren geteeld. Alleen de Olba (vleesconservenfabriek) in Olst heeft enige tijd appelmoes geproduceerd
Rond 1960 begint intensivering in de landbouw. Zo werd er een rooipremie gegeven voor het rooien van de hoogstammen en het aanplanten van laagstammen. Voor de fruitteelt was ook de franse en Italiaanse fruitteelt sterk bedreigend (komt eerder op de markt en heeft lagere prijzen). Dit veroorzaakt een afname met meer dan 66% van het areaal. Van de vele hoogstamboomgaarden die in het verleden in de IJsselstreek stonden zijn er nu nog maar enkele overgebleven.
Beleef de historie van de Fruitteelt bij het Infocentrum Den Nul, waar een hoogstam- fruitboomgaard is aangeplant met authentieke rassen.
Informeer voor horeca en/of zaalverhuur bij Brasserie Op Duur.
T: 0570-745044 E: info@horecahuis.com